Hoe bezoek je een stad? Het liefst loop en kijk ik rond op straat, dat bevalt me vaak beter dan het bezoeken van highlights. Mensen en gebouwen bekijken, hier wat eten en daar wat drinken, sfeer proeven. De wijk waarin ik, samen met mijn vrouw en twee dochtertjes, woon ligt ten zuiden van het centrum en is allesbehalve toeristisch: geen hotel of trekpleister te bekennen. Een fijne buurt om in te leven. Op een paar minuten lopen van ons huis ligt een prachtig park met sportfaciliteiten, een speeltuin en een eendenvijver. Een bezienswaardigheid is de onopvallende, maar mooie Victoriaanse begraafplaats waar buurtbewoners wandelen met kinderwagen of hond. Voor klasseverschillen kun je ook in onze buurt terecht. Een recent opgeknapte straat met luxe winkels en grote huizen loopt over in een straat met aftandse panden en een keur aan rommelige winkeltjes en kapsalons. Aan deze straat ligt een steegje waar ik regelmatig doorheen loop op weg naar mijn werk. Op de heenweg kijk altijd even naar de mensen die in de snackbar ontbijten, op de terugweg concentreer ik me op vrolijk spelende kinderen in een poging om nauwelijks te harden geuren te negeren. Genoeg te beleven, kortom, maar ik wil meer van de stad zien.
The East End is momenteel één van de hipste delen van de stad. Bovendien is het een probleemwijk: twee jaar geleden waren er rellen. We besluiten eens polshoogte te gaan nemen. De buurt maakt haar naam waar. Het type student Rietveld Academie is hier goed vertegenwoordigd en ik voel me licht burgerlijk achter de kinderwagen en gestoken in doorsnee sneakers, jeans en poloshirt. Toch treffen we hier heel charmante plekjes. Zo komen we terecht in een gemoedelijke modeshow met honden. De beesten lopen met hun baasjes over de catwalk, vaak gestoken in een truitje en soms ook met een hoofddeksel. Verderop ligt een markt, die je het gevoel geeft een klein paradijsje te betreden. Iemand maakt muziek, iedereen lijkt ontspannen hier. Beter wakker worden op zaterdagmorgen kan bijna niet. Mensen slenteren langs de kraampjes, of nemen een drankje op een van de terrassen. Mijn vrouw laat zich verleiden en schaft een of andere natuurlijke crème en een veel te duur brood aan. Ik protesteer zachtjes, maar tegen de authenticiteit van deze producten is niets bestand. Als we lunchen in een eetcafé krijg ik een broodje met ei, avocado en chorizo opgediend dat ik niet licht zal vergeten. The East End smaakt goed, maar heeft een bijsmaak. Onze reisgids heeft ons vakkundig om de sociale problematiek heengeleid.
Aan de westelijke kant van het centrum treffen we een andere wereld. Rijkdom slaat hier de klok. We wandelen door een soort Amsterdam Zuid, maar dan groter en duurder. De Amsterdamse PC Hoofdstraat is echt een lachertje vergeleken bij de winkelstraten hier. Als we de weg vragen aan een ouder stel, worden we vriendelijk te woord gestaan – eerder regel dan uitzondering in Londen. Ze wonen hier in de buurt, maar op het accent te beoordelen zijn het Amerikanen. Gaan jullie nog naar het Royal Hospital, vraagt de vrouw. Ik kijk naar haar lippenstift, die op een of andere manier niet correspondeert met haar bovenlip. ‘Wacht, ik loop wel even met jullie mee.’ We lopen met elkaar naar een enorm complex. Het blijkt een verzorgingstehuis voor oud-militairen te zijn: een prachtig negentiende-eeuws gebouw met lange gangen, grote tuinen, een eigen kapel en een chique eetzaal met hoge plafonds. We maken een praatje met een veteraan, die in een zwart-rood tenue rondloopt. Hij kent Nederland en herinnert zich nog de smell of friendliness die hij opsnoof bij het passeren van de Duits-Nederlandse grens. We nemen vervolgens afscheid van de Amerikanen. De man heeft bijna geen woord gezegd, hij lijkt het allemaal best te vinden. Zijn slechtzittende pak en stoppels geven hem een nonchalance die ik sympathiek vind. Ik had me in zijn geval echter wel even druk gemaakt om die gestifte bovenlip: een highlight, maar dan anders.
Paul van Trigt
Blog van de archivaris van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) VU Amsterdam / Conservator van de afdeling Academic Support
woensdag 17 oktober 2012
donderdag 4 oktober 2012
Paul van Trigt, onze man in Londen
Wellcome
Vlak voordat ik naar
Londen vertrok, vroeg de bloggende archivaris Hans Seijlhouwer mij of ik een
weblog over mijn verblijf in Londen wilde bijhouden. Eerlijk gezegd had ik niet
verwacht dat ik iets op papier zou krijgen, maar het valt mee. Of het de moeite
van het lezen waard is weet ik niet, maar omdat ik voor een van de financiers
een verslag moet schrijven heeft het in ieder geval nut.
Het
doen van een literatuurstudie in het kader van mijn promotieonderzoek is de
belangrijkste reden van mijn verblijf in Londen. Aangezien mijn onderzoek over
de geschiedenis van mensen met een visuele beperking gaat, was het een aardige
toevalstreffer dat juist in september de Paralympics
in Londen plaatsvonden. Dilemma’s uit de geschiedenis van mensen met
beperkingen lagen in deze weken op straat. Wat opviel was het grote
enthousiasme over de Paralympische Spelen in Londen. Dat mocht niet verhullen
dat disability ook veel vragen en
discussie opriep. Was het bijzonder en buitengewoon wat hier gebeurde of was
het gewoon topsport? Waarom organiseerden we eigenlijk aparte spelen? Hoe
moesten de atleten eigenlijk gezien worden? Sommige atleten wilden helemaal
niet onder een bijzondere noemer zoals handicap vallen. Anderen lieten zich
portretteren als superhumans. Waar
wilden we de nadruk op leggen: gelijkheid, verschil, of allebei? De discussies
bevestigden weer eens dat disability
bij uitstek een contested concept is
en daarom de aandacht van historici verdient.
Het gastinstituut waar ik
werk ligt in het centrum van Londen, in Camden. De London School of Hygiene and Tropical Medicine heeft een klein
historisch centrum dat gespecialiseerd is in de geschiedenis van public health.
Slechts één van de onderzoekers werkt echt op het gebied van disability history. Dat is geen
verrassing. Naar mijn indruk bestaat het internationale onderzoeksveld disability history vooral uit
individuele onderzoekers die her en der gevestigd zijn. Een expertisecentrum
voor het bredere veld van disability
studies staat in Leeds. Aangezien daar nauwelijks historici werken en omdat
Londen wat betreft bibliotheken en archieven veel meer te bieden heeft, heb ik
voor deze plek gekozen. Bovendien vind ik het interessante van disability history dat het met allerlei
historische thema’s is te verbinden. Ik ben benieuwd wat gesprekken met mijn
tijdelijke collega’s gaan opleveren. Virginia Berridge, die als hoogleraar
leiding geeft aan het centrum, heeft bijvoorbeeld veel nagedacht over de
relevantie van geschiedenis voor beleid. De inhoud van een presentatie over
mijn proefschrift die ik eind november op een symposium van het ministerie van
VWS en de UvA moet geven, hoop ik een keer met haar bespreken.
Op loopafstand van mijn
werkplek liggen een aantal prachtige collecties: de British Library, de Wellcome
Library en het documentatiecentrum van de Royal National Institute for the Blind. De eerste weken doe ik
vooral literatuuronderzoek in de Wellcome
Library. Die bibliotheek is onderdeel van de Wellcome Trust, een enorm fonds dat allerlei onderzoek bekostigd
dat op een of andere manier iets met geneeskunde en gezondheid te maken heeft.
Zo subsidiëren zij ook het centrum waar ik deze twee maanden gastonderzoeker
ben. De Wellcome is een fonds dat het
erg belangrijk vindt om een breed publiek te informeren. De bibliotheek is dan
ook gevestigd op een centrale plek en in een multifunctioneel gebouw. Aan de
buitenkant nodigen banners uit om een kijkje te komen nemen. Op de begane grond
zijn een moderne lunchroom en een bookshop gevestigd, die het gebouw een laagdrempelige
entree geven. Via een glazen deur loop je een tentoonstellingsruimte binnen
waar momenteel Superhumans valt te
bekijken, een mooie tentoonstelling over de manieren waarop via wetenschap en
techniek geprobeerd wordt de grenzen van het lichaam te verleggen.
De bibliotheek ligt op de
tweede verdieping en is moderner dan ik had verwacht. De centrale zaal is
klassiek ingericht met in het midden tafels en aan de wanden enkel maar boeken
met halverwege een balkon. Op het balkon staan namen van grootheden als
Aristoteles. Het heeft iets plechtigs, maar niettemin is het heerlijk studeren
hier. Ik ervaar weer dat een open opstelling een groot goed is. Op zoek naar
een bepaald boek vind je altijd weer andere interessante boeken, die niet
meekomen als je een boek vanuit een gesloten opstelling laat bezorgen. Alleen
het oudere materiaal staat hier in de gesloten opstelling. Neuzend tussen de
boeken kom ik regelmatig Nederlandse titels tegen, waaronder ook een aantal
boeken die ik vlak voor vertrek nog als een razende las; in Londen zou ik ze
immers niet tot mijn beschikking hebben. De bibliotheek heeft echter boeken uit
allerlei landen staan. De Wellcome
denkt groot. Het is indrukwekkend wat het geld van sir Henry Wellcome allemaal mogelijk maakt.
Abonneren op:
Posts (Atom)