Ik ben een kerkganger, dus bij het verblijf in Londen hoort ook de keuze
voor een kerk waar ik naar toe kan gaan. Vorig jaar was ik een weekend in
Londen om daar met een groep mensen uit de Protestantse Kerk Amsterdam kennis te maken met vernieuwende vormen van
kerk-zijn. Daar had ik de indruk aan overgehouden dat Londen veel vitale
christelijke gemeenschappen kent met een open houding naar gasten en
nieuwkomers. Ik zag er naar uit om daar tijdens mijn onderzoeksverblijf eens
nader kennis mee te maken.
Toen we in ons wijkje arriveerden, zag ik dat niet ver bij ons vandaan een
oude kerk stond. Nader onderzoek leerde dat het een kerk van de Church of
England was. Daarmee was voor mij al aan twee belangrijke criteria voldaan: de
kerk was dichtbij en maakte bovendien deel uit van een groter verband. Ik vind
het namelijk belangrijk dat een lokale gemeenschap zich verbindt met de
wereldwijde kerk en haar traditie. De Anglicaanse kerk, zoals Nederlanders
zeggen, trekt me in het bijzonder omdat ze zowel katholieke als protestantse
elementen in zich verenigt. Op de hoek van onze straat staat ook een kerk, maar
een billboard met iets over Licht schrikt me af.
Op zondag is er om acht uur een gesproken en om tien uur een gezongen mis.
Aangezien onze dochters de gewoonte hebben om vroeg te ontwaken, besluiten we
naar de eerste dienst te gaan. We arriveren, zoals vaker, te laat en sluipen om
een paar minuten na achten het kerkgebouw in. De mis is reeds aan de gang in
een nis van de kerk. Onze jongste produceert allerlei vrolijke, maar vooral
harde geluiden, en we manen haar tot stilte. Je hoopt dan als ouder altijd op
een bemoedigend knikje van een broeder of zuster, maar niemand van het kleine
groepje mensen dat de gesproken mis uitvoert, kijkt op of om. Als onze jongste
zich opnieuw niet stil kan houden, kijken we elkaar veelbetekenend aan. Om tien
over acht staan we met zijn vieren in de nabijgelegen speeltuin.
Ik laat me echter niet ontmoedigen en na een bak koffie en een donut, ga ik
met mijn oudste dochter naar de gezongen mis van tien uur. Daar worden we
hartelijk welkom geheten, al is het inmiddels tien uur geweest. We gaan ergens
aan de zijkant zitten, tussen een paar keurige dames met hoed. Als ik om me
heen kijk, zie ik een gemeenschap met een veelkleurigheid die in Nederland
zeldzaam is. De liturgie is goed te volgen met de paperassen die ik bij de ingang
in handen gedrukt kreeg. De liturgie doet er hier toe, dat merk je, maar als
protestant kom ik natuurlijk ook voor de preek. Die begint met een filosofisch
aandoende bespiegeling over de dominantie van woorden in de westerse kerk. Als
er daarna nog een citaat van E.M. Forster en een trotse vermelding van het
bezoek aan een boeddhistische tempel volgen, haak ik af. Daar kom ik niet voor
naar de kerk. Een preek mag wel iets meer over de bijbel, God en concrete
mensenlevens gaan.
Het avondmaal maakt weer veel goed. Op dat moment in de liturgie worden de
kerkelijke rituelen gevolgd, met lokale variaties natuurlijk, maar met een
betrekkelijke objectiviteit. Mijn dochtertje en ik knielen voorin de kerk en
krijgen de zegen. Het sacrament wordt mij onthouden omdat ik, zo lees ik later
op het papier met de orde van dienst, blijkbaar mijn armen langszij hield en
dat is het teken dat je wel de zegen, maar geen brood en wijn wil ontvangen. Zo
onwillig ben ik helemaal niet, maar ik besluit het erbij te laten. Mijn dochter
gedraagt zich intussen voorbeeldig en daar zijn slechts een paar piepkleine
snoepjes en korte lezing uit Bobbie en de
dieren voor nodig. Ik besluit haar te belonen en zo belanden we weer in de
speeltuin – gezegend ditmaal.
Paul van Trigt
Paul van Trigt