woensdag 7 november 2012

Welkom in de kerk


Ik ben een kerkganger, dus bij het verblijf in Londen hoort ook de keuze voor een kerk waar ik naar toe kan gaan. Vorig jaar was ik een weekend in Londen om daar met een groep mensen uit de Protestantse Kerk Amsterdam  kennis te maken met vernieuwende vormen van kerk-zijn. Daar had ik de indruk aan overgehouden dat Londen veel vitale christelijke gemeenschappen kent met een open houding naar gasten en nieuwkomers. Ik zag er naar uit om daar tijdens mijn onderzoeksverblijf eens nader kennis mee te maken.

Toen we in ons wijkje arriveerden, zag ik dat niet ver bij ons vandaan een oude kerk stond. Nader onderzoek leerde dat het een kerk van de Church of England was. Daarmee was voor mij al aan twee belangrijke criteria voldaan: de kerk was dichtbij en maakte bovendien deel uit van een groter verband. Ik vind het namelijk belangrijk dat een lokale gemeenschap zich verbindt met de wereldwijde kerk en haar traditie. De Anglicaanse kerk, zoals Nederlanders zeggen, trekt me in het bijzonder omdat ze zowel katholieke als protestantse elementen in zich verenigt. Op de hoek van onze straat staat ook een kerk, maar een billboard met iets over Licht schrikt me af.

Op zondag is er om acht uur een gesproken en om tien uur een gezongen mis. Aangezien onze dochters de gewoonte hebben om vroeg te ontwaken, besluiten we naar de eerste dienst te gaan. We arriveren, zoals vaker, te laat en sluipen om een paar minuten na achten het kerkgebouw in. De mis is reeds aan de gang in een nis van de kerk. Onze jongste produceert allerlei vrolijke, maar vooral harde geluiden, en we manen haar tot stilte. Je hoopt dan als ouder altijd op een bemoedigend knikje van een broeder of zuster, maar niemand van het kleine groepje mensen dat de gesproken mis uitvoert, kijkt op of om. Als onze jongste zich opnieuw niet stil kan houden, kijken we elkaar veelbetekenend aan. Om tien over acht staan we met zijn vieren in de nabijgelegen speeltuin.

Ik laat me echter niet ontmoedigen en na een bak koffie en een donut, ga ik met mijn oudste dochter naar de gezongen mis van tien uur. Daar worden we hartelijk welkom geheten, al is het inmiddels tien uur geweest. We gaan ergens aan de zijkant zitten, tussen een paar keurige dames met hoed. Als ik om me heen kijk, zie ik een gemeenschap met een veelkleurigheid die in Nederland zeldzaam is. De liturgie is goed te volgen met de paperassen die ik bij de ingang in handen gedrukt kreeg. De liturgie doet er hier toe, dat merk je, maar als protestant kom ik natuurlijk ook voor de preek. Die begint met een filosofisch aandoende bespiegeling over de dominantie van woorden in de westerse kerk. Als er daarna nog een citaat van E.M. Forster en een trotse vermelding van het bezoek aan een boeddhistische tempel volgen, haak ik af. Daar kom ik niet voor naar de kerk. Een preek mag wel iets meer over de bijbel, God en concrete mensenlevens gaan.

Het avondmaal maakt weer veel goed. Op dat moment in de liturgie worden de kerkelijke rituelen gevolgd, met lokale variaties natuurlijk, maar met een betrekkelijke objectiviteit. Mijn dochtertje en ik knielen voorin de kerk en krijgen de zegen. Het sacrament wordt mij onthouden omdat ik, zo lees ik later op het papier met de orde van dienst, blijkbaar mijn armen langszij hield en dat is het teken dat je wel de zegen, maar geen brood en wijn wil ontvangen. Zo onwillig ben ik helemaal niet, maar ik besluit het erbij te laten. Mijn dochter gedraagt zich intussen voorbeeldig en daar zijn slechts een paar piepkleine snoepjes en korte lezing uit Bobbie en de dieren voor nodig. Ik besluit haar te belonen en zo belanden we weer in de speeltuin – gezegend ditmaal.

Paul van Trigt