donderdag 7 mei 2015

Opruimen moet, tenminste toch af en toe



In een archief betekent opruimen, dat er eindelijk eens een beetje tijd is om aan een stapeltje te beginnen dat al een hele tijd uitdagend ongeordend lag te wezen. Bleek veel materiaal tussen te zitten dat helemaal niet voor de eeuwigheid bestemd was, dus dat heeft inmiddels zijn bestemming.
Maar, uit die stapel doken twee interessante dingen op. Allereerst ‘Onze beeldengalerij’. Dat bleek een toelichting te zijn ‘bij de in beeld gebrachte historie onzer groote voorgangers’ en dat was dan weer een uitgave van het Centraal Comité van Anti-revolutionaire Kiersvereenigingen (1924). 
Die beeldengalerij beschrijven vergt te veel, het boekje doet er 16 pagina’s over, dus ik maakte er een scan van, waarbij ik me voor de kwaliteit excuseer. Maar ik denk zo maar dat toch nog mensen zullen zijn die de plaat meteen herkennen.




‘Heilbegerigen’ om Bert Klei weer eens te citeren zijn van harte welkom op het Centrum om de uitleg bij de plaat te lezen. Voor een ieder die dat te veel moeite vindt citeer ik een aansporing die ook voor contemporaine organisaties nuttigs bevat:

Wil er leven en actie blijven in onze partij, dan kan dat niet buiten de historie om gaan. En die historie moet dan vooral ook tot ons spreken door de herinnering aan onze geestelijke voorouders.
[...]

Voor het jongere geslacht, dat de dagen van ouds niet heeft gekend, is deze plaat van groote waarde en we hopen dan ook dat zij straks in al onze huizen zal worden gevonden.


Nu ik toch aan het citeren sla, dit staat onder meer in die andere vondst uit de stapel:

En thans kom ik aan mijn tweede vraag: wat wordt met de samenroeping van deze vergadering beoogd?

            Wel! wij hebben u hier uitgenoodigd tot een samenkomst, om met elkaar eens te beraadslagen over het bouwen van een nieuw tehuis.

            Door de gebeurtenissen van dit jaar zijn wij allen geworden wat sommigen onzer reeds vroeger waren: namelijk politieke dakloozen. In het gebouw der C.H.Unie hadden wij zoveel reden tot klachten, en wij konden met al onze klachten er zoo weinig, of eigenlijk zoo helemaal niets verbeterd krijgen, dat wij het er niet langer konden uithouden. En nu staan wij op de politieke straat, en wij vinden daar onder alles wat te huur staat niets wat ons lijkt. Aan de linkerzijde van de straat willen wij niet wonen, en aan de rechterzijde kan noch de Anti-revol. kazernewoning, noch het Chr. Dem., noch het Chr. Sociale optrekje ons bekooren. En van het Nationaal Protestantsche Bondstentje, dat daar vluchtig en luchtig zoo maar midden op straat werd neergezet moeten wij helemaal niets hebben.

            Het zal ons dus niet lukken een ander huis te vinden. Maar wel hebben wij nog een mooi stukje bouwgrond gezien, en nu willen wij eens met elkaar overleggen, of daar niet iets op gezet kan worden, waar wij allen te samen zóó gehuisvest zouden zijn, dat wij van elkander wèl hulp en gezelligheid, maar geen hinder hadden.

Wel gezelligheid maar geen hinder. Ik vind het prachtig en betreur het geloof ik dat het nooit wat is geworden. Maar waar gaat het over hoor ik u denken.

Dr. A.H. Huussen schreef een lemma over Cornelis Eliza van Koetsveld, (1869-1945) in het Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 2 (Den Haag 1985). Eerder al had hij in het Christelijk Historisch Tijdschrift (XXXV, 5/6 1980) een stuk geschreven over dezelfde Van Koetsveld en het Politiek Verband van Onafhankelijke Christelijk-Historischen (Antirevolutionairen), 1913-1916. En bij de oprichting van dat Politiek Verband hield Van Koetsveld de toespraak waar bovenstaand uit komt, met de Anti-revolutionaire kazernewoning, het Bondstentje en de gezelligheid.
Het archief van Van Koetsveld is rond 1965 zo goed als geheel verloren gegaan, aldus Huussen en wat er over was heeft hij in 2000 aan het HDC overgedragen, voorzien van een beschrijving, zie onze collectie nr. 710, Plaatsingslijstvan stukken betreffende C.E. van Koetsveld.
En in de genoemde stapel zat dus het het origineel van die toespraak. De inhoud was bekend, zat al in het archief in gedrukte vorm. Een kleine vondst, maar niettemin een vondst. Opruimen loont, tenminste toch af en toe ...

woensdag 2 juli 2014

ErfGoed!

Goed citeren verdient de voorkeur boven slecht bedenken; maar eerst bronvermelden! Het p-woord hang tegenwoordig al te rap om je nek.

Carl Stolker, Rector Magnificus en voorzitter van de Universiteit Leiden schreef een column in de SAE Nieuwsbrief van juni 2014 (nr. 39). Dat nummer staat nog niet op de website van de SAE, maar zal daar straks ongetwijfeld terug te lezen. Klik hier maar.

Die column is te goed om hier niet integraal te plaatsen, dus dat doe ik.

Bijzondere collecties: podium voor de universiteit

Als kersverse rector mocht ik vorig jaar de tentoonstelling Wereldschatten! Van Cicero tot Erwin Olaf openen in Museum De Lakenhal, naar aanleiding van het 425 jarig bestaan van onze Universiteitsbibliotheek. Voor het eerst – zo moet ik wel bekennen – werd ik op grootste wijze geconfronteerd met onze rijke bijzondere collecties.

Als rector ben je dan trots dat zo’n fantastische tentoonstelling mogelijk is. Bezoekers kregen een keur aan handschriften, foto’s, gedrukte werken, tekeningen, kaarten en prenten te zien. Uit alle
windrichtingen: Frankrijk, Italië, Nederland natuurlijk, maar ook China, Iran, Birma, en Japan. Uit alle tijden, althans werken vanaf de 9e eeuw tot nu. Van het kleinste boekje uit de bibliotheek tot het zwaarste object, een dertig kilo wegende charter. Van de brief waarin Willem van Oranje de Staten van Holland opriep een universiteit in Leiden te stichten tot een meterslang keizerlijk eerbetoon aan een Chinese minister. Prachtig!

Maar waarom heeft de universiteit al dit materiaal? Onze bijzondere collecties verrijken op een heel tastbare wijze het onderwijs: van studenten kunstgeschiedenis die originele tekeningen, grafiek en foto’s van de beroemdste kunstenaars bestuderen tot studenten geneeskunde en farmacologie die aan de hand van handschriften en oude drukken inzicht krijgen in de historische ontwikkeling van hun vakgebied. Het is voor studenten en docenten buitengewoon aantrekkelijk om dit authentieke materiaal te gebruiken voor onderwijs. De bijzondere collecties worden ook intensief gebruikt door onderzoekers, vooral binnen de geesteswetenschappen. Vele publicaties en monografieën hebben vorm gekregen in de leeszaal bijzondere collecties.

Het uitgebreide digitaliseringsprogramma maakt deze overweldigende rijkdom beschikbaar buiten de muren van de bibliotheek. Dit is een essentiële dienst voor onderwijs en onderzoek, waardoor teksten op nieuwe wijzen bevraagd kunnen worden. Maar het is ook een bijdrage aan onze samenleving om dit materiaal vrij toegankelijk te maken.

De bijzondere collecties leveren dan ook een specifieke bijdrage aan de maatschappelijke rol die de universiteit heeft. Door toegang te bieden tot uniek materiaal en door via lezingen, bijeenkomsten en tentoonstellingen wetenschappelijke inzichten op een eigen wijze te communiceren, creëren de bijzondere collecties een nieuw podium voor de universiteit en versterken zij de band met een breed en geïnteresseerd publiek.

Tot zover Carel Stolker.

Mooi hè? Ik zat die twee laatste alinea’s met een brok in mijn keel te lezen; aan en van de Universiteit Leiden kun je veel leren.

O ja, en de promotie van Ab Flipse komt voorbij in de nieuwsbrief en onze Willem de Mérodetentoonstelling en de afscheidstentoonstelling van Hendriekje Bosma en nog veel meer!

Om de SAE Nieuwsbrief te ontvangen volstaat het om een e-mail te sturen naar sae@uva.nl o.v.v. naam, adres, instelling en functie, dan komt het allemaal goed.

donderdag 20 maart 2014


Drie minuten en 27 seconden
Het lijkt een winnende tijd bij een schaatsafstand, dat is het niet, en wij zijn er tot blozens toe mee verlegen. Het is namelijk de duur van ‘ons filmpje’. Nu ja, ‘ons filmpje’, Robert van Tellingen, oplettende lezertjes kennen hem nog van de documentaire over George Puchinger die hij bij ons veertigjarig bestaan maakte, heeft nu een korte impressie van het HDC gemaakt.

Is dat nou gereformeerde bescheidenheid om het raar te vinden dat ze een film over je hebben gemaakt? Krijg je dat er van als je je hele jeugd hoort: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg? Ligt het aan mij? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat we dus verfilmd zijn en bewegend en al op de website staan. Tot voor kort geen idee wat twitteren was en wie toch die Linkedin was waar ze het allemaal over hadden en nu bewegen we in de digitale wereld.

Het filmpje heeft als officieuze titel “Het HDC. Het collectieve geheugen van protestants Nederland” gekregen. En daar gaat het om. We zijn een schatkamer, een bron, een goudmijn voor iedereen die onderzoek wil doen aan facetten van de geschiedenis van dat protestantisme. Of het nu gaat om een dissertatie, een scriptie of een paper; of je op zoek bent naar genealogische gegevens of omdat je er als student je stage wilt lopen: je kunt bij ons terecht.

Nu ja, straks kunnen jullie weer bij ons terecht. Nu zitten we met een zak popcorn en een colaatje op de bank, computer aan en drie minuten 27 te genieten.

maandag 20 januari 2014

Iets nieuws uit 1887



Cees Bremmer, de laatste secretaris van de ARP, bracht ons recent een oorkonde die door de Antirevolutionaire pers in 1887 aan  Abraham Kuyper was geschonken. Nu heeft Kuyper nog al wat oorkonden en eerbewijzen ontvangen, maar deze kende ik nog niet.
De oorkonde (54 x 41,5 cm) heeft als datering 29 oktober 1887, Kuypers vijftigste verjaardag en de tekst luidt als volgt:

1837 * 29 Octr * 1887. Aan Dr Abraham Kuyper | den onovertroffen publicist | van god aan nederland geschonken | die met meesterhand trok den lijnen van ons program | de beginselen naar ’s heeren woord en wet | tot richtsnoer voor land en volk | heeft uitgewerkt bepleit en in ’t volksbewustzijn ingeplant | de antirevolutionaire pers | in dankbare toewijding aan haar genialen leider.

Met daaronder de namen van de betreffende bladen: De Bazuin | De Boodschapper | De Delvenaar | De Graafschapper | De nieuwe Provinciale Groninger Courant | De Hollander | De Maas- en Merwebode | De Maas- en Scheldebode | De Protestantse Noordbrabander | Het Noorden | De Oranjevaan | Patrimonium | Het Vaandel | De Werkmansvriend | De Zeeuw | De Nieuwe Zwolsche Courant.

Omdat de oorkonde achter glas is ingelijst en door water enigszins is beschadigd is een goede foto onmogelijk zonder de lijst te slopen, maar er is wel een aardige indruk van te krijgen. Zie hieronder.

Cees Bremmer ontving de oorkonde rond 1980 toen er eerder een oproep was gedaan om memorabilia betreffende het ARP-verleden op te sturen, in verband met de naderende opheffing van de partij en fusie met CHU en KVP tot CDA.

Nou kan je zeggen, oorkonde is oorkonde, klaar. Maar eigenlijk wil ik wel wat meer weten over de omstandigheden en wie en wat en wanneer. In De Standaard heb ik er nog niks over gevonden en ik denk dat ik die andere bladen ‘in’ zal moeten. Maar daar is op dit moment even geen tijd voor. Jammer.
Staat tegenover dat het blijkbaar in 2014 toch mogelijk is om iets nieuws uit 1887 tegen te komen.



dinsdag 14 januari 2014

Dick Bos en de dominee



Een paar weken geleden kregen wij een aanvulling op het archief van ds. Hendrik Hasper met daarbij een boekje met een bijna ‘negentiende-eeuwse titel: “De dood in den pot”. Bezwaren tegen de geesten van vervlogen eeuwen in “het gebonden en gedragen woord der Kerk”, voorgedragen door een uit de zonen der profeten, met een woord vooraf van Sören Kierkegaard, en een certificaat van echtheid. Auteur onbekend, verschenen bij C.J. Terwee in Putten in 1939. Die onbekende auteur was geen probleem, dat was Hendrik Hasper. We hadden al een exemplaar in het archief en zelfs een omslag met ‘Stukken houdende illustraties voor de uitgave ‘Dood in den pot’’.

En die illustraties waren bijzonder; technisch knap en met iets van de stijl van Jo Spier. De ondertekening bestond uit drie letters: MAZ. Mij onbekend, maar Google weet beter. ‘Maz’ is een pseudoniem van Alfred Mazure. Hé, is dat niet? Ja! Dat is de tekenaar en geestelijk vader van Dick Bos. Google mag dan geweldig zijn, het meest heb ik toch gehad aan de informatie uit het overzicht dat Rich Thomassen maakte: Van Alfred Mazure tot MAZ, 96 pagina’s informatie over het werk van Alfred Mazure, in 2001 verschenen, maar nog gewoon te bestellen. Een boekje dat ik, dat dan weer wel, via Google vond.

Nu zeggen ze wel eens dat ik een bizar gevoel voor humor heb. En gelijk hebben ze. Ik vond het direct uiterst grappig. Een predikant, verwikkeld in een heuse psalmenstrijd die zijn pamflet laat illustreren door een tekenaar die twee jaar later (1941) Dick Bos bedenkt. Dick Bos was toen ik beduidend jonger was een voorbeeld van contrabande die we niet mochten lezen. Ouders en opvoeders waren er immers in de jaren vijftig en vroege jaren zestig van overtuigd dat de weg naar de hel geplaveid was met stripverhalen en dat de aller, allerergste in dat genre Dick Bos was.

Wat ik dan graag zou willen weten – uit pure nieuwsgierigheid –  is hoe komt Hasper aan zo’n tekenaar. Of was het de uitgever? Haspers archief geeft geen informatie. Er is een brief van Terwee uit 1942 waarin hij het over een mogelijke tweede druk heeft, die er niet kwam, maar dat is dan ook alles. Verrassend was wel dat de omslag ‘Stukken houdende illustraties voor de uitgave ‘Dood in den pot’ de originele tekeningen van het boekje bevatte plus op de achterkant nog vier fragmenten van tekeningen. N. van Tellingen in zijn H. Hasper een omstreden hymnoloog (1980) signaleert slechts dat er karikaturen zijn maar zegt niets over Alfred Mazure.

Goed, die vraag lijkt niet op te lossen, ’t is niet anders. Maar andere hele kleine dingetjes wel. Rich Thomassen weet nu wie die brochure schreef, wij konden de inventaris van Hasper aanvullen en een van de ‘onbekende tijdschriften’ in de catalogus van de Colijn-tekeningen blijkt de Nieuwe Utrechtsche Courant te zijn. Voetnoten misschien, maar wat zou geschiedenis zijn zonder voetnoten?

Dat boekje van Rich is trouwens een must voor liefhebbers van het werk van Mazure. En liefhebber van Mazure’s werk wordt je vanzelf. Bekijk het maar eens!







Illustraties uit 'De dood in den pot...', resp. pagina's 65 en 70.

donderdag 28 november 2013

Op de achtergrond


De foto is bekend genoeg. We zien de voorgevel van het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit. In de ramen en voor de deur zitten en staan 8 studenten. Achter het linkerraam is nog net de figuur van een wat oudere man zichtbaar, duidelijk geen student. Zo bekend als de foto is, zo onbekend zijn de geportretteerden.

Totdat, archiveren is vaak ook een beetje geluk hebben, er een foldertje opduikt uit 1960 waarop de foto weer eens werd afgebeeld. Bij de figuren staan handgeschreven nummers en het ‘wie is wie’ staat er netjes naast. In de ramen en op de stoep, van links naar rechts staan en zitten P. van der Spek, J. Eringa, F.L. Bakker, A. Ringnalda, J. Visscher, H.H. van Kapel, C. van der Woude en H. Veldkamp. Zeven studenten theologie (waarvan een theologie èn letteren) en een student medicijnen. Ze zijn allemaal aangekomen tussen 1912 en 1916.

En op de achtergrond, dat is Jacob van Oversteeg, vanaf 1883 meer dan 40 jaar amanuensis van de VU. Op de foto wellicht op de achtergrond, maar in de dagelijkse praktijk was hij dat beslist niet, zoals uit de korte beschrijving van Van Deursen in zijn Hoeksteen-boek blijkt. Een onvermoeibare propagandist en iemand die graag controle had over de situatie Vandaar waarschijnlijk dat hij, toen de foto gemaakt werd, een foto waarvoor overduidelijk geposeerd werd, het toch niet kon laten om – op de achtergrond – in de buurt te zijn.

Dat foldertje uit 1960 had als titel ‘De Vrije Universiteit verzamelt’. De VU bestaat dan 80 jaar en de senaat roept de achterban op om zoveel mogelijk stukken over het verleden van de VU aan de VU te schenken, alles onder het motto: ‘De VU heeft een rijk verleden’. De hele folder straalt trots uit, trots op dat verleden, trots op de achterban. Er is wat dat betreft een hoop veranderd sinds 1960 en misschien is het wel tijd voor een nieuwe folder: ‘De Vrije Universiteit verzamelt nog steeds!’.

Hieronder voor de volledigheid het overzicht uit 1880 - 20 October - 1930. Opgaven betreffende de Vrije Universiteit uitgegeven ter gelegenheid van haar 50-jarig bestaan. Amsterdam, 1930. Klik hier.

1883-1925 amanuensis Jacob van Oversteeg

Respectievelijk, jaar van aankomst, inschrijvingsnummer, naam en studierichting.
1912-1913, 584, F.L. Bakker, T
1913-1914, 609, H.H. van Kapel, T
1914-1915, 637, J. Visscher, M
1914-1915, 638, J. Eringa, T
1914-1915, 640, A. Ringnalda, T
1914-1915, 641, P. van der Spek, T
1914-1915, 642, H. Veldkamp, T
1915-1916, 661, C. van der Woude, L, T

donderdag 10 oktober 2013

Dodenmasker

Abraham Kuyper overleed op 8 november 1920. Rondom zijn overlijden hebben wij, naast archiefstukken en literatuur een drietal bijzondere objecten. Zo is er de foto van Kuyper op zijn sterfbed en de Polygoonfilm van zijn begrafenis. De film (zonder geluid) bevat beelden vanaf het vertrek van het sterfhuis aan de Kanaalstraat, waar achter de koets VU-studenten te voet volgen. De route gaat over Plein 1813 naar de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Loosduinen, waar duizenden aanwezig waren en minister Heemskerk en (oud-)minister Colijn toespraken hielden.

Daarnaast hebben we het dodenmasker van Abraham Kuyper. Dat is een afgietsel in gips van het gezicht van Abraham Kuyper. Het maken van dodenmaskers lijkt terug te gaan op de Romeinen maar raakte in de twintigste eeuw door de opkomst van de fotografie in onbruik. Bijzonder dus dat de familie toch besloot een dergelijk memento te laten maken. Over het masker hadden wij geen gegevens. Het was onderdeel van de collectie, we kregen het ooit van de Kuyperstichting, maar over het wie, waarom en wanneer wisten we niets.

Historicus Peter Dillingh verraste ons onlangs met een tip van de sluier in de vorm van een bericht dat hij vond in Het Vaderland van 11 november 1920. Onder het kopje ‘Residentienieuws’ staat daar het volgende:
‘Dr. A. Kuyper.
Naar we vernemen, heeft de beeldhouwer Toon Dupuis gisterenmiddag
van dr. Kuyper een doodsmasker afgenomen’.

Weten we eindelijk wie het masker heeft gemaakt. Toon Dupuis was voor de familie geen onbekende, hij vervaardigde in 1905 een marmeren buste van Kuyper. Die buste heeft inmiddels een prominente plaats, naast de ingang van de Aula in het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit.

Link voor de begrafenisfilm in de UB VU beeldbank


Foto's van het dodenmasker