donderdag 4 oktober 2012

Paul van Trigt, onze man in Londen


Wellcome

Vlak voordat ik naar Londen vertrok, vroeg de bloggende archivaris Hans Seijlhouwer mij of ik een weblog over mijn verblijf in Londen wilde bijhouden. Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat ik iets op papier zou krijgen, maar het valt mee. Of het de moeite van het lezen waard is weet ik niet, maar omdat ik voor een van de financiers een verslag moet schrijven heeft het in ieder geval nut.

Het doen van een literatuurstudie in het kader van mijn promotieonderzoek is de belangrijkste reden van mijn verblijf in Londen. Aangezien mijn onderzoek over de geschiedenis van mensen met een visuele beperking gaat, was het een aardige toevalstreffer dat juist in september de Paralympics in Londen plaatsvonden. Dilemma’s uit de geschiedenis van mensen met beperkingen lagen in deze weken op straat. Wat opviel was het grote enthousiasme over de Paralympische Spelen in Londen. Dat mocht niet verhullen dat disability ook veel vragen en discussie opriep. Was het bijzonder en buitengewoon wat hier gebeurde of was het gewoon topsport? Waarom organiseerden we eigenlijk aparte spelen? Hoe moesten de atleten eigenlijk gezien worden? Sommige atleten wilden helemaal niet onder een bijzondere noemer zoals handicap vallen. Anderen lieten zich portretteren als superhumans. Waar wilden we de nadruk op leggen: gelijkheid, verschil, of allebei? De discussies bevestigden weer eens dat disability bij uitstek een contested concept is en daarom de aandacht van historici verdient.

Het gastinstituut waar ik werk ligt in het centrum van Londen, in Camden. De London School of Hygiene and Tropical Medicine heeft een klein historisch centrum dat gespecialiseerd is in de geschiedenis van public health. Slechts één van de onderzoekers werkt echt op het gebied van disability history. Dat is geen verrassing. Naar mijn indruk bestaat het internationale onderzoeksveld disability history vooral uit individuele onderzoekers die her en der gevestigd zijn. Een expertisecentrum voor het bredere veld van disability studies staat in Leeds. Aangezien daar nauwelijks historici werken en omdat Londen wat betreft bibliotheken en archieven veel meer te bieden heeft, heb ik voor deze plek gekozen. Bovendien vind ik het interessante van disability history dat het met allerlei historische thema’s is te verbinden. Ik ben benieuwd wat gesprekken met mijn tijdelijke collega’s gaan opleveren. Virginia Berridge, die als hoogleraar leiding geeft aan het centrum, heeft bijvoorbeeld veel nagedacht over de relevantie van geschiedenis voor beleid. De inhoud van een presentatie over mijn proefschrift die ik eind november op een symposium van het ministerie van VWS en de UvA moet geven, hoop ik een keer met haar bespreken.

Op loopafstand van mijn werkplek liggen een aantal prachtige collecties: de British Library, de Wellcome Library en het documentatiecentrum van de Royal National Institute for the Blind. De eerste weken doe ik vooral literatuuronderzoek in de Wellcome Library. Die bibliotheek is onderdeel van de Wellcome Trust, een enorm fonds dat allerlei onderzoek bekostigd dat op een of andere manier iets met geneeskunde en gezondheid te maken heeft. Zo subsidiëren zij ook het centrum waar ik deze twee maanden gastonderzoeker ben. De Wellcome is een fonds dat het erg belangrijk vindt om een breed publiek te informeren. De bibliotheek is dan ook gevestigd op een centrale plek en in een multifunctioneel gebouw. Aan de buitenkant nodigen banners uit om een kijkje te komen nemen. Op de begane grond zijn een moderne lunchroom en een bookshop gevestigd, die het gebouw een laagdrempelige entree geven. Via een glazen deur loop je een tentoonstellingsruimte binnen waar momenteel Superhumans valt te bekijken, een mooie tentoonstelling over de manieren waarop via wetenschap en techniek geprobeerd wordt de grenzen van het lichaam te verleggen.
De bibliotheek ligt op de tweede verdieping en is moderner dan ik had verwacht. De centrale zaal is klassiek ingericht met in het midden tafels en aan de wanden enkel maar boeken met halverwege een balkon. Op het balkon staan namen van grootheden als Aristoteles. Het heeft iets plechtigs, maar niettemin is het heerlijk studeren hier. Ik ervaar weer dat een open opstelling een groot goed is. Op zoek naar een bepaald boek vind je altijd weer andere interessante boeken, die niet meekomen als je een boek vanuit een gesloten opstelling laat bezorgen. Alleen het oudere materiaal staat hier in de gesloten opstelling. Neuzend tussen de boeken kom ik regelmatig Nederlandse titels tegen, waaronder ook een aantal boeken die ik vlak voor vertrek nog als een razende las; in Londen zou ik ze immers niet tot mijn beschikking hebben. De bibliotheek heeft echter boeken uit allerlei landen staan. De Wellcome denkt groot. Het is indrukwekkend wat het geld van sir Henry Wellcome allemaal mogelijk maakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten